Een Goddeloze Aanval: Psychiatrie Versus Religie
In welke staat verkeert religie op dit moment?
In een Amerikaanse stad werd aan 65-plussers verteld dat ze in hun buurthuis voor en na het eten geen gospels mochten zingen en niet mochten bidden, omdat het een openbaar gebouw was. Pas na een omvangrijk proces bleven hun rechten gehandhaafd.
Een kind werd verteld dat ze geen potloden met het woord “Jezus” erop gedrukt aan haar schoolvriendjes mocht geven. Huilend vroeg ze haar moeder: “Waarom haat de school Jezus?” Mr. Kelly Shackelford van het Liberty Legal Institute getuigde voor de hoorzitting van het Amerikaanse Congres in 2004: “Deze jonge kinderen begrijpen de boodschap. Hun religie wordt hetzelfde behandeld als een vloekwoord. Deze kinderen wordt op vroege leeftijd geleerd, ‘houd je religie voor jezelf, het is vies, het is slecht’”.
In maart 2004 stelde het Franse parlement een wet in tegen schoolkinderen die religieuze symbolen in openbare scholen dragen waaronder de door vele moslim meisjes gedragen sluiers en hoofddoeken, te grote christelijke kruizen en joodse keppeltjes.
Aanvallen op religie zijn nog steeds aan de orde, maar die zijn dan ook net zo oud als religie zelf. Nieuw zijn de berichten over seksueel misbruik onder geestelijken die de voorpagina’s gehaald hebben in bijna alle landen van de wereld. Rechtszaken, waarin vele miljoenen dollars geëist worden van de kerken, worden aangespannen en gewonnen. Hier worden kerken geconfronteerd met een geniepige aanval die niet alleen hun spirituele en materiele kracht ondermijnt, maar in sommige gevallen zelfs hun voortbestaan bedreigt.
Hoewel dit soort dodelijke aanval nieuw is, gaat de oorsprong daarvan terug naar het einde van de negentiende eeuw. In die tijd begonnen psychiaters voor het eerst religie te vervangen door hun “zielloze wetenschap”. In 1940 ontvouwde de psychiatrie haar plannen openlijk toen de Engelse psychiater John Rawling Rees, een mede-oprichter van de World Federation for Mental Health (WFMH), een National Council of Mental Hygiene toesprak waarin hij zei: “Sinds de laatste wereldoorlog hebben we veel gedaan om de verschillende maatschappelijke organisaties in het hele land te infiltreren… we hebben een effectieve aanval gedaan op een aantal beroepen. De twee gemakkelijkste waren natuurlijk het onderwijs en de kerk.…”
Een andere medeoprichter van de WFMH, de Canadese psychiater G. Brock Chisholm, versterkte dit algemene plan in 1945 door religieuze waarden aan te vallen en de psychiaters op te roepen om “het volk… van zijn kreupel makende last van goed en kwaad te bevrijden”. Door zich kwaadaardig eeuwenoude religieuze principes toe te eigenen, hebben psychiaters crimineel gedrag goedgepraat en zonde en kwaadaardigheid gedefinieerd als “geestelijke stoornissen”.
In zijn boek The Death of Satan verwijst de schrijver Andrew Delbanco naar de verdwijnende “taal van het kwaad” en het proces waarin “kwaad naamloos wordt”. Tot de opkomst van de psychiatrie hadden samenlevingen erg heldere ideeën over “moreel kwaad”. Tegenwoordig horen we echter verbloemende woorden als “gedragsprobleem” of “persoonlijkheidsstoornis”. Delbanco beschrijft dit als denkbeelden “…waaruit het begrip verantwoordelijkheid is verdwenen; de mens wordt nu beschouwd als een onderdeel in een machine met een vastgestelde functie. Als het niet goed meer werkt, wordt het gerepareerd of weggegooid; maar enig gevoel voor verantwoordelijkheid is ver te zoeken. We bekijken dit vanuit het gezichtspunt hoe we het defecte deel kunnen aanpassen, maar als het te ver heen is, kunnen we ze beter opsluiten.
Als gevolg van de subversieve plannen van de psychiaters over religie hebben de ideeën over goed en slecht gedrag, een goede en slechte houding en persoonlijke verantwoordelijkheid de laatste decennia zoveel te lijden gehad, dat mensen tegenwoordig weinig of geen richtlijnen meer hebben om hun gedrag aan te toetsen, te beoordelen of naar te richten. Woorden als ethiek, zeden, zonde en kwaadaardigheid zijn bijna uit het dagelijks taalgebruik verdwenen.
Delbanco stelt vervolgens: “Het repertoire van het kwaad was nog nooit zo uitgebreid. Toch is onze reactie hierop nog nooit zo zwak geweest. …[Wij] kunnen de dader niet duidelijk zien...[De] boosdoeners zijn moeilijk te ontdekken ...Dus is het werk van de duivel overal te vinden, maar niemand weet waar je hem kunt vinden. [Het] kwaad trekt zich terug in de achtergrondgeluiden van het moderne leven. [We] voelen iets waarvoor we binnen onze cultuur geen woorden meer hebben om het uit te drukken.”
De gevolgen zijn verwoestend voor zowel de samenleving als de religie. Het kwaad zelf is niet verdwenen, er is voldoende bewijs dat kwaadaardig en destructief gedrag nog steeds onbeteugeld in de samenleving aanwezig is. En het kwaad is net zo als altijd moeilijk om te confronteren. Toch wil iedereen leven in een samenleving waarin het kwaad kan worden herkend en verslagen.
Of niet soms?
Al meer dan een eeuw is de mensheid het onwetende proefkonijn geweest in een weloverwogen experiment van “maatschappelijke hervorming” dat door de psychiatrie in de hel bedacht is. Dit experiment hield onder andere een aanval in op de essentiële religieuze en morele bolwerken van de samenleving. Het kon geen voortgang vinden zolang de mens het kwaad nog helder kon zien, kon uitdrukken en ermee kon afrekenen. Het ligt verraderlijk achter de huidige sociale ontbinding. Het is de samenvatting van het kwaad, het draagt het masker van de meest sociale uiterlijke kenmerken.
Tot voor kort was het de religie die de mens voorzag van morele en spirituele markeerpunten, die hij nodig had om beschavingen waar hij trots op kon zijn te creëren en te laten voortbestaan. Het geloof zorgt voor de inspiratie die nodig is voor een betekenisvol leven met een hoger doel. In deze crisis is het de taak van de religieuze leiders om de beslissende stappen te nemen.
De geestelijken moeten het juk van het zielloze materialisme afwerpen dat voortgebracht is door de psychologie en de psychiatrie en ze moeten de religie terugbrengen in de handen van de religieuzen.
Sterker nog, religieuze leiders moeten deze verantwoordelijkheid op zich nemen, niet alleen in het belang van het voortbestaan van de religies, maar ook in het belang van het voortbestaan van de mensheid.
Hoogachtend,
Jan Eastgate
Presidente,
Citizens Commission on
Human Rights Internationaal